Skoske rinne en skoske sette
Door Anne Veenstra
De eerste nachtvorsten zijn geweest en automatisch gaan dan mijn gedachten terug naar Kortezwaag van direct na de Tweede Wereldoorlog. Mijn broer en ik sliepen in een tweepersoons bed en we werden elke morgen gewekt door mijn moeder. Als het een keer flink gevroren had, dan kwam zij steevast de slaapkamer binnen met dit korte gedichtje : “ ’t Is kleare bare winter, men sjocht no mosk noch flinter “
Mijn broer en ik gingen na het ontbijt naar de sloot bij de bijenstal achter in de tuin en als er ook op de Opsterlandse Compagnonsvaart voor ons huis ijs lag, dan liepen we vlot naar school. Aan het einde van ’t Weike merkten we al dat er flink wat ijs lag in de sloot voor de school, want daar kwam het kindergeluid vandaan in plaats vanaf het schoolplein. Wellicht speelde zich hier een jarenlange traditie af die oogluikend werd toegestaan, want niemand van het onderwijzend personeel gebood ons om naar het schoolplein te gaan. De Nijewei was toen nog helemaal niet druk, zo nu en dan passeerde er een boerenwagen . Uit veiligheidsoverwegingen hoefde het onderwijzend personeel dus eigenlijk geen maatregelen te treffen en het scherpe fluitje van meester Wapstra vertelde ons dat we moesten stoppen omdat de school begon.
Wat daar bij en op de sloot gebeurde? Het begon met het met de punt van de klompen hard op het nog verse ijs te tikken. Als er dan alleen maar sterretjes in het ijs verschenen dan keken de grootste waaghalzen elkaar aan met een blik van “wie durft?”. De eerste die het waagde nam een aanloop vanaf de straatweg en de eerste stap op het ijs was dan belangrijk. Lukte die, dan gleed je verder naar de overkant. Een ovationeel gejuich was de beloning voor de held! Er volgden spoedig meer, maar daarna begon het échte spel. Wie slaagt er in een “skos” te zstten in het ijs, oftewel wie weet er een ijsschotsje in het ijs te vormen. Het spel “Skoske setten” was begonnen en de eerste ijsschots én het eerste natte voetje werden ook met gejuich ontvangen! Hopelijk was dit spel het begin van een lekkere ijswinter. Dat betekende kortebaanwedstrijden bij Hâldt Moed en zo nu en dan een ijsvrije middag. Als de winter langzaam dooiend ten einde ging dan werd er weer een nieuw spel gespeeld, vooral als de eerste ijsbreker met veel moeite door het kanaal was geploegd. Er ontstonden dan namelijk ook aan de zijkant van het kanaal ijsschotsen en die waren de ingrediënten voor het spel “Skoske rinne”. Bij dit spel moest je proberen van de ene ijsschots naar de andere te stappen of te springen en het was op klompen nog niet zo simpel om je staande te houden.
Vaak was de schade wel groter dan alleen maar een nat pootje! Zo nu en dan klonk het liedje “Een snoek, een snoek bij Henkie in de broek! “ Dat betekende dat iemand een nat pak had gehaald. Eigenlijk verbaas ik me er nu pas over dat bij dat gevaarlijke spelletje geen ergere ongelukken zijn gebeurd. In Kortezwaag was er water genoeg dankzij de vaart, de wijken en de sloten. Logisch dat er een flink deel van de tijd aan en in en op het water werd doorgebracht. Vissen, zwemmen en bootje varen gebeurde heel veel door de jeugd. Al vroeg zagen de kinderen de mogelijkheden van het water. Met lege jampotjes werden “ingeltsjes” (rode waterluizen) en driedoornige stekelbaarsjes gevangen of soms zelfs van die zwarte bloedzuigers, bootsmannetjes en watertorren.
Tweemaal per week was het echt groot feest als de boot met huistonnen aanmeerde tegenover het café van Jappie Lingsma. Soms zagen we hem al van verre aankomen en dan zongen wij de parodie op het bekende Sinterklaasliedje bij de intocht “Zie ginds komt de strontpraam uit Gorredijk weer aan”. Als de mannen van de gemeente reiniging de boot hadden vastgelegd renden wij de brug over en via het smalle zandpaadje langs de heg van schilder Ruurd Teyema kwamen we bij de boot. Daar stonk het heel erg naar lysol, maar na een poosje was je gewend aan de indringende geur. We bepaalden via bijvoorbeeld het aftelrijmpje “Iene Miene Mutte, tien pond grutten, tien pond kaas, Iene Miene Mutte is de baas” wie de tikker werd. We deden dan het alom bekende tikspelletje op de tonnen, die op de boot op de Opsterlandse Compagnonsvaart lag! Ook bij dit spelletje gebeurde het onvermijdelijke dat er wel eens iemand te water raakte. Als die ongelukkige weer op het droge was geholpen klonk weer het alom bekende liedje “Een snoek, een snoek, enz”.