Speciale benamingen in Kortezwaag
Door Anne Veenstra
Op de foto staat de wagenmakerij van Evert en Willem Leffering aan de Nijwei. Links van de woning is de werkplaats van hoefsmid Johannes Koelma nog te zien. Bij beide werkplaatsen mochten we als jongens graag eens binnen lopen , want daar was veel interessants te zien. Links van Koelma stonden twee grote witte huizen, die bewoond werden door de families Hilbrand Rudolhy en De Jong. Mevrouw De Jong stond bij ons beter bekend als juffrouw De Bildt en de bekende Hans de Jong was één van de twee zonen. Naast het huis van De Jong liep een doodlopend sintelpad en naast het pad liep een brede sloot, die doorliep tot de Opsterlandse Compagnonsvaart. Wat de officiële naam van de sloot was weet ik niet, maar wij noemden hem altijd “Velde’s wykje”. Het sintelpad was nog geen 100 meter lang en het eindigde bij het hek voor het weiland dat ongeveer een bunder groot was. Dit weiland noemden wij het “Velde’s lântsje”. Vanwaar die twee namen? Wel, aan het einde van het pad stond een keuterboerderijtje, dat bewoond werd door Fokke Velde, zijn vrouw en zijn broer. Fokke werkte ook op de fabriek Voltawerk. Velde’s lântsje werd kort na de Tweede Wereldoorlog omgetoverd in een voetbal - en korfbal-veld, geopend in april 1949. De Voltana Boys van het Voltawerk speelde er een bedrijfsvoetbalcompetitie en in 1949 speelde korfbalclub ODK hier haar eerste competitiewedstrijd. Het Velde’s Wykje kreeg onze speciale aandacht na enkele nachtvorsten.
Velde’s Wykje Velde’s lântsje vanuit de tuin van Sinnema
Iedere leerling van de Openbare Lagere School in Kortezwaag, die normaliter door ’t Weike naar school liep ging nu ’t Weike voorbij richting Velde’s Wykje. Je hoopte dat het ijs sterk genoeg was en dan ging het over het Velde’s Wykje naar school. Op de foto met de schaatsers zien we van voor naar achter Jaap Velde, Gerritje Velde-Siebenga en Arjen de Vries. Na het overlijden van Fokke Velde betrok de gepensioneerde Groninger politieman Jaap Velde, oudste zoon van Fokke, met zijn vrouw Gerritje de woning. Aangestoken door het mooie weer en de vele schaatsers kreeg het echtpaar Velde zelf ook trek in deze typische Friese wintersport, maar de moed ontbrak. Zwager Arjen de Vries bracht de uitkomst en hij stelde voor om weer gewoon als in hun kinderjaren de stoel naar het ijs te slepen en die als steun te gebruiken. Op die manier bracht Velde’s Wykje het echtpaar Velde nog meer plezier dan alleen het woongenot aan dit markante watertje in Kortezwaag. De korfbal -clubO.D.K. werd in 1949 opgericht en de eerste wedstrijden vonden plaats op “Velde’s lântsje”. De eerste voorzitter werd Lute Bethlehem, onderwijzer aan de O.L.School in Kortezwaag. Hij schrijft in het jubileumnummer van ’t Groentje in 1974 : “Ik herinner me nog als de dag van gisteren, dat door enkele jongelui en wijlen J.de Jong het initiatief werd genomen een korfbalclub op te richten. Daar ik vroeger vanaf mijn tiende jaar lid van Advendo in Ter Idzardt was geweest, lag mij natuurlijk het korfbalspel na aan het hart.. We hebben vele vergaderingen moeten door worstelen om de club op zijn pootjes te krijgen. Ik herinner me nog de vergadering bij Th. de Vos aan huis,waar de naam O.D.K. is ontstaan. De Vos kwam zelf met het voorstel en ik geloof wel dat deze naam gedurende deze 25 jaar met ere is gedragen” . Na de fusie met L.D.O. uit Terwispel heet de club thans LDODK.
Bij de brug stond de winkel van Geert Teyema en Jantje en daarnaast woonden in het grote witte huis schilder Ruurd Teyema en Werkman. Voor dat huis liep het smalle zandpaadje naar ”de Pôle” en aan dat zandpaadje lag “Veenstra’s lântsje”, ook wel “Houtsjekamp” genoemd .Op dit weiland liep altijd het paard van brandstoffenhandelaar Anne en Geert Veenstra (geen familie van schrijver dezes). De liefhebbers van de edele voetbalsport onder de schooljeugd zochten graag deze plek op om te voetballen, zeer tegen de zin van de “âlde Veenstra”. Hij stond vaak onopvallend en geduldig achter het hek aan de Tsjinwyk te wachten tot de bal in zijn buurt kwam om hem daarna triomfantelijk te bemachtigen. Dat is hem gelukkig zelden gelukt omdat de keeper , die het dichtst bij de Tsjinwyk zijn door jassen gemarkeerde doel verdedigde ook moest opletten of zich iets verdachts bij het hek bewoog. Zijn kreet “Veenstra” was voor de overige spelers al voldoende om in een flits bal en jassen veilig te stellen! Op dit “Veenstra’s lântsje” hebben wij de meeste trainingen en wedstrijden in de jeugdtwaalftallen van O.D.K. beleefd. Onze trainer Anne van der Meulen, in de volksmond altijd “lange Anne” genoemd ging in zijn enthousiasme voor het jeugdkorfbal zo ver dat er zelfs dagelijks een korf op het veld stond en daar werd veelvuldig gebruik van gemaakt. Zonder gestoord te worden overigens! Mocht het “Veenstra’s lântsje” een belangrijke plaats innemen in de toenmalig jeugdafdeling, de eerste trainingen vonden plaats op “Velde’s lântsjé”’. Kort na de oprichting kreeg ik eens per week een stuiver van mijn moeder mee en dan ging ik naar het veld aan “Velde’s Wykje” voor de training onder leiding van mevrouw Sjoeke de Vries, de vrouw van aannemer Popke de Vries. Van ieder die een stuiver betaalde maakte zij notitie in een schoolschrift en na deze administratieve handelingen begon de training. Ik weet niet hoe lang we met de jeugd van O.D.K. op dit veldje waren , maar het lijkt me erg kort. Het enige wat ik me korfballend van “Velde’s lântsje” herinner waren de stuiver en mevrouw De Vries en haar schrift. Ook met school maakten we wel gebruik van het tot sportveld omgebouwde stukje land. Nog een opvallende plek in Kortezwaag die iemands naam draagt is de “Werkmans leane”. Tegenover deze reed woonde de familie Japik van der Sluis, waarvan de jongste zoon Hans bij ons op school zat. Vóór de familie Van der Sluis woonde de familie Werkman, aan wie de reed toebehoorde, op de opvallende boerenplaats. “Werkmans leane” was en is een reed tussen de Lijkweg en de Hegedyk. Boeren gebruikten de reed om met boerenwagens hun graslanden tussen de Hegedyk en de Alde Ie te kunnen bereiken. Daarbij speelde het “Recht van overpad” voor boeren die niet over een eigen landelijk weggetje beschikten een belangrijke rol. Tegenover de Pastorije stond in onze jeugd ook nog een woning, waarin de “âlde” Abele Werkman woonde en wij gingen ervan uit dat aan hem de naam “Werkmans leane “ te danken was. In voorjaar en zomer trokken we regelmatig eens door de reed, maar in herfst en winter was hij vaak één grote modderpoel. Ook tijdens de zondagde familie wandeling werd vaak gebruik gemaakt van de “Werkmans leane”. Ook met een vriendinnetje aan de hand was het een romantisch plekje. Tegenwoordig is hij dankzij gemeentelijke inspanningen altijd begaanbaar en voor de eeuwigheid bewaard.