Opvallende woningen in Kortezwaag Deel 2
Door Anne Veenstra,
Tussen 1910 en 1920 werden er aan “It Weike” in Kortezwaag een aantal vrijstaande woningen gebouwd door de gebroeders Geveke , die een werkplaats aan het “Oosterend “ hadden. De huizen werden opgetrokken in “Jugendstil” met als karakteristiek de om en om witte en rode stenen. De fraai ogende van zandsteen gebouwde woningen hebben een dusdanige duurzaamheid dat ze anno 2014 nog steeds stralen. Zo is door de jaren heen het uiterlijke karakter van “It Weike” eigenlijk niet veranderd. Ook als ik nu langs de meer dan 100 jaar oude woningen rijd of wandel voelt het nog steeds vertrouwd aan! Alleen de winkels van slager Hans Looyenga, kruidenier Wiebe van der Wijk, sigarenhandelaar Minne Koster en klompenhandelaar Anne Geertsma mis ik!
Aan de Nijewei liet Gerhardus Aris Zwart uit Joure in het begin van de vorige eeuw het “Witte Huis” bouwen, waarin in mijn schooljaren tabaksgrossier G.L. de Jong en zijn echtgenote “juffrouw” De Bildt woonden met hun zonen Hans en George. Een dochter van G.A.Zwart, mevrouw Tite Hellinga –Zwart schreef o.a. het kinderboek “Wat een pret” en daarin speelde Kortezwaag een belangrijke rol. Het is aan de plaatjes in het boek van de beroemde illustrator Cornelis Jetses duidelijk te zien dat ver- schillende “Koartsweachster” plekjes model stonden. Tite haar kinderen logeerden veel in het “Witte Huis” en zij beschreef die vakanties van haar kinderen Jaap en Niki in haar kinderboeken. Ook D.Dijkstra’s boek “De jongens van Oudenoord” speelt zich af in het oude Kortezwaag, hetgeen ook te zien is op de tekeningen van illustrator Johan Isings. Een andere villa aan de Nijewei stond richting Jubbega net voorbij de Dwarsvaart, n.l. “Sonneburgh”, gebouwd voor de moeder van Wallis S.de Vries.
Blijkens een advertentie en een verslagje in “De Woudklank” (1930) werden bij “Sonneburgh” op gezette tijden ook godsdienstige openlucht bijeenkomsten gehouden. In mijn jongensjaren woonden broer en zus Bontje en Rypke de Vries in de villa. Rypke was een vreemde, luidrichtige man, waarbij veel kinderen niet graag in de buurt kwamen. Bij kruidenier Geert Teyema begon het smalle zandpaadje langs de vaart dat naar “De Pôle” ging.
In mijn jongensjaren woonden er vier gezinnen onder niet al te florissante omstandigheden op “De Pôle” . Het gezin van Andries en Ynskje Klijnstra zelfs met 9 kinderen! De kinderen Brant, Anne, Sietze, Roel, Hille,Geesje , Anneke, Ritske en Geert stonden bij ons op school bekend als pientere kinderen, die heel goed konden voordragen en toneel spelen. De oude woning uit de veentijd was gebouwd op een soort vluchtheuveltje en in de volksmond werd het dan ook “De Pôle” genoemd. Halverwege de achttiende eeuw was er de leerlooierij van Harkes gevestigd en de looikuipen werden achter het huis opgesteld. In een ver verleden (1640) is het denkelijk de woning van de veenmeester geweest. Hij werd gebouwd nadat de Opsterlandse Compagnonsvaart was gegraven, waarin de Wijtzewijk en indirect de Tsjinwijk en Tjammewijk uitmondden. In de leerlooierij werden lange werktijden in acht genomen bij lage lonen en zwaar, vuil werk. ‘s Morgens om 5 uur als de kerkklok luidde was het tijd om te beginnen. Pas om 8 uur ’s avonds eindigde de werkdag. Er werd slechts 12 á 13 cent per uur verdiend. Per week werd er soms 70 tot 80 uur gewerkt. In het begin van de twintigste eeuw werd het huis op “De Pôle” als boerderij gebruikt, in 1915 door de familie Rink de Vries. Het jongste kind van Rink en Lutske , op de foto tussen heit en mem, Arjen, werd later bakker in de monumentale bakkerij bij de brug.
De roots van de familie De Vries schijnen in Duitsland te liggen. Omstreeks 1740 arriveerden de Duitse broers Adolf Johann Petersen en Petrus Christoph Petersen uit Mecklenburg in Gorredijk. Tot 1780 hadden ze aan de Langewal een kwekerij. Zoon Pieter Adolph nam in 1812 De Vries als achternaam aan. Net als de familie van Rink en Lutske de Vries stamt de familie Zondervan, die voorheen een bekende lingeriezaak aan de Hoofdstraat had, af van de gebroeders Petersen.
Toen wij op 12 mei 1946 onze intrek namen op Oosterend 136 (later 146) woonden tegenover ons op “De Pôle” de families Koelma,Kluitenberg, ( Tjepke) de Vries en Bergsma. Bij strenge ijswinters kwamen sommige van hen de vaart wel over om bij ons leidingwater te halen, want op “De Pôle” was alleen regenput – en slootwater. Cathrinus en Aalje Koelma (zie foto, waar ze achter hun huis poseren) hebben volgens mij tot de afbraak in hun huis gewoond om daarna naar de Lijnbaan te verhuizen. Kluitenberg en De Vries verhuisden al vlot naar de dubbele woning aan het Oostereind naast café Lingsma (zie foto onder). In hun huizen op “De Pôle” kwamen Johannes, de zoon van Koelma en zijn vrouw Anna en het grote gezin Klijnstra. Vader en zoon Koelma wasten zich altijd op het stap boven de vaart, zelfs wel in de winter in een bijt ! Ze waren royaal met zeep, zodat het dan ook flink schuimde.