Winterwille of winterlast ?
Door Anne Veenstra
Het is in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Koning Thialf heeft de scepter in het Friese land rondom Gorredijk en Kortezwaag stevig in handen genomen en dat betekent sneeuw en ijs . Voor de kinderen vaak één groot feest, voor de volwassenen vaak overlast en alleen op de vrije dagen “winterwille”. Zodra de winter ’s nachts echt toesloeg dan werden mijn broer en ik, die een slaapkamer en een bed deelden, ’s morgens steevast door Mem gewekt met de woorden : “It is kleare bare winter, men sjocht gjin mosk en flinter! “ Rap snelden we trap af om bij de kachel, die al gezellig ronkte , onze kleren, die altijd over een stoel in de achterkamer hingen, aan te schieten. Meestal vergaten we dan te kijken wie dat het snelste deed. Mijn broer en ik maakten namelijk vrijwel overal een wedstrijdje van, zoals “Wie heeft het eerst de pap op? “ en “Wie heeft het eerst de kleren uit en wie is het eerst in bed?” En dat ging me dan in een tempo, want beide konden we slecht tegen ons verlies, wat vooral niet handig was bij bijvoorbeeld Mens erger je niet! Van elke buurtgenoot werd verwacht dat het eigen stuk straat geveegd werd en dat met de eigen stoep erbij nam de nodige tijd. Toen mijn broer en ik groot genoeg waren om een schep of veger te hanteren werden we geacht mee te helpen omdat vader zich alweer vroeg op Voltawerk moest melden. Dus wisten we al spoedig na het aankleden en het ontbijt wat ons te wachten stond. Als de straat schoon was strooide mijn moeder de aslade leeg over de straat, net als de overige buurtgenoten. Dat voorkwam gladheid. Na heel extreme sneeuwval verscheen er een vrachtwagen van de gemeente bij ons in de straat. Daarop lag een flinke lading bruin zand en er stonden twee werklui met een grote schep naast de bult, waaronder vaak buurman Haike. Met behendige hand strooiden zij het zand van de langzaam rijdende vrachtwagen op de straat. Pas jaren later kregen de mannen hulp van een achter aan de vrachtwagen gemonteerde strooier, die het werk van de mannen danig verlichtte. Na schooltijd werd er uiteraard veel geschaatst op de vaart en de wijken en natuurlijk de ijsbaan van Hâld Moed.
Start 16-dorpentocht | De Kromten |
Als de winter lang duurde en er lag veel sneeuw, dan combineerden we sneeuw- en ijspret. Vanaf de wal gooiden we heel veel sneeuw op het ijs en schoven ook alle sneeuw op het ijs naar één plek. We bouwden van de sneeuw een helling tegen de wal op in het model van een springschans bij skiën. Als het begon te schemeren haalden we met emmertjes water uit de dichtstbijzijnde bijt en we sprenkel- den water over de helling, die in de nacht dan keihard werd. Zo hadden we onze eigen glijbaan gecre- ëerd. Daar beleefden we naast het schaatsen dagen plezier aan. Als je geen eigen slee had, dan leende je er een van je vriendje, al wou het op een stuk karton of een plankje ook wel best. Elke dag werd de glijbaan weer bijgewerkt , gaten vullen met sneeuw en ’s avonds weer water putten en besproeien. Tijdens onze arbeid werden we soms onbedoeld geholpen door de mannen van de IJswegencentrale, die wij baanvegers noemden. De baanvegers waren winterwerklozen en voor hun uitkering moesten ze werk voor de IJswegencentrale doen. Eén van de vaste baanvegers die ik mij herinner was Klaas Kromsigt, die aan het einde van het Leantsje woonde. Meestal begonnen ze in Gorredijk bij de sluis met het schoonvegen van een ongeveer vier meter brede baan in het midden van de Opsterlandse Compagnonsvaart. De sneeuw die aan de rand bleef liggen konden wij mooi gebruiken voor de glijbaan. Naast die glijbaan bouwden we ook een sneeuwhut op het ijs tegen de wal en vaak nog een sneeuwpop op de wal. Soms mochten we bij schemer met een kaarsje in de sneeuwhut, waar we ook een tafel met zitting hadden gebouwd van sneeuw.
De IJswegencentrale is een onderdeel van de Friese IJsbond en deze bevordert de recreatie op de schaats en onderhoudt ijswegen. De IJswegencentrale was ook nauw betrokken bij de schaatstoer-tochten. Toen ik in de tweede klas van de ULO zat kregen we de hele dag ijsvrij om deel te nemen aan de Zestien Dorpentocht. Bij Hotel Wiegersma moest je een stempelkaart halen en dan stapte je via het trappenstap bij Otter op de Opsterlandse Compagnonsvaart. Voorbij de ijsbaan van Eendracht sloeg je linksaf en dan schaatste je vlakbij het toenmalige zwembad langs richting Langezwaag. Links zag je de tribune op het voetbalveld liggen. Het heette hier “De Kromten” en je ging volgens mij over de “Âlde Ie” naar Langezwaag. Vandaar naar De Knipe, Heerenveen, Grouw, Akkrum,Terherne, Oldeboorn, Veenhoop, Nij Beets, Tijnje en Terwispel weer naar Gorredijk. Totaal ruim 80 kilometer!
Oude zwembad | Bij kwekerij Kussendrager |
De eerste Zestien Dorpentocht herinner ik me nog heel goed en ook een oude schoolfoto herinnert er aan. Goed gemutst stapte ik met een aantal klasgenoten bij Otter op het ijs en bond daar mijn “super-PB’s “ onder mijn basketballschoenen. Onder mijn plusfourbroek droeg ik nog een pyama -broek, want dat was in die tijd op het ijs de mode. Vrolijk schaatsten we richting Terwispel om dan vlakbij kwekerij Kussendrager de afslag naar Langezwaag te nemen.
Even voorbij het oude zwembad gebeurde het, want onze elfsteden gedachten en ons geloof in onoverwinnelijkheid zorgden ervoor dat de oplettendheid minder groot werd en dat werd meteen genadeloos afgestraft! Mijn linker super-PB raakte in een scheur en vrijwel gelijktijdig maakte mijn eigenwijze smoel kennis met het harde ijs. Mijn tong vertelde me dat alle tanden nog op hun plaats zaten, maar dat ik wel een flink opgezwollen lip had en bovendien proefde ik het zout van mijn eigen bloed. De meute ging door en ik volgde gedwee en ontdekte al gauw dat het bloeden was gestopt, maar dat de gezwollen lip nog iets dikker aanvoelde. Gelukkig was ik niet de enige die na Grouw de pijntjes begon te voelen, maar de eensgezindheid onder de martelaren was gelukkig groot. We haakten in door de handen op elkaars heupen te leggen en we namen bij toerbeurt de koppositie in. Zo bereikten we “sa wurch as in maits”, maar trots als echte “stânfriezen” de finish en ontvingen met veel genoegen de herinneringsmedaille. Die medaille werkte als doping want de tocht naar huis ging met lichte tred.
Kort na de Zestien Dorpentocht kwam de schoolfotograaf op de ULO en daarom is mijn gehavende lip nog duidelijk te zien! Deze erbarmelijke tocht heeft me er niet van weerhouden in de volgende 55 jaar nog menige tocht te schaatsen, zij het dat er nu meestal op noren werd gereden. Gedenkwaardige tochten waren de IJsselmeertocht (Lemmer-Urk v.v.), de sfeerrijke Oldambtrit , de Midden Drenthetocht -mijn vrouw dacht dat ik aardappelen gerooid had vanwege mijn zwarte gezicht -én de Elfstedentocht van 1963! Helaas werd Klaas Akkermans, Wiebe Kort en mij in Harlingen (terecht achteraf) een halt toe geroepen toen we daar om 15.30 uur arriveerden. Een heel bijzondere tocht was mijn laatste officiële toertocht. Zelf revaliderend van een kort geleden uitgevoerde zware kankeroperatie heb ik in januari 2009 mijn 5-jarige kleindochtertje Dyan in een week tijd zoveel schaatservaring meegegeven dat we samen een 10 kilometer toertocht over het Zuidlaardermeer afsloten met een verdiende medaille. Misschien ben ik op die medaille nog wel het meest trots!